Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Gedalia, de zoon van Ahikam, zeide tot Johanan, den zoon van Kareah: Doe deze zaak niet, want gij spreekt vals [31]van Ismael. 31. Of, tegen. Dit was een teken van Gedalia's vroomhartigheid; maar hij had de waarheid van de zaak wel behoorlijk mogen onderzoeken en op zijn hoede zijn om het onheil voor te komen, dat hem daarna van dezen verrader is overkomen. Zie hfdst.41:.